Mijn samenkomst.

Lang geleden, omtrent het jaar 1780, leefde in het Hollandse Waterland aan de Zaan een zekere Willem Plukker van beroep kuiper.

Deze Willem trouwt in januari 1790 met Martina in de Rooms Katholieke statie van buurtschap 't Kalf in de Zaanstreek. Martina is een dochter van Gerardus Kerkeling uit Edam.

Zij krijgen 6 zonen (Gerardus, Antonius, Willem, Lucas, Johannes en Mattheus), totdat hij in 1806 in Westzaan overlijdt. Volgens de gerechtelijke Gaarder, d.w.z. belasting-inner, (inv. 34) als zijnde 45 jaar. De oudste zoon Gerardus huwde in 1815, na zijn strijd tegen de Franse bezetting, met Maartje Molenaar. Zij krijgen als derde kind een zoon die de naam Willem mag dragen. Deze Willem huwde in 1860 te Zaandam Dieuwertje Dekker. In de tijd dat de Hollandsche IJzeren Spoorweg was aangelegd, trokken Willem en Dieuwertje naar Schagen en vestigden zich daar in wat vroeger de Nieuwstraat heette.
Schagen had een Markt (ook een vismarkt) en een Bierkade met pakhuizen. Wellicht dat iemand die kuiper is van beroep daar werk kon vinden.
Willem en Dieuwertje kregen 2 kinderen: Maria Martina en Gerardus (roepnaam Gerrit).


Weer teruggaande in de tijd naar omtrent het jaar 1780, werkte een zekere Adrianum Overtoom aan de Westfriese Omringdijk. De naam Ariaan Overtoom staat vermeld in een rekening van het jaar 1784, volgens het boek: 'In de ban van de dijk'.
Adrianum was getrouwd met Antje Janz Noordt en hun tweede kind en oudste zoon was Jan Overtoom.

Deze Jan was metselaar, huwde met Teunisje Tromp en ging wonen aan de Bierkade F59 in Schagen.
Zij kregen acht kinderen waarvan de vierde zoon ook de naam Jan kreeg, die later van beroep meester-metselaar werd.

Deze Jan huwde met Johanna Groen, zij kregen 6 kinderen waarvan het vierde kind de naam Simon kreeg.

Vervolgens huwde deze Simon Overtoom in 1873 in Schagen met Helena de Pater, zij kregen 11 kinderen.
In 1878 werd als derde kind Elisabeth geboren (roepnaam Betje).


Omtrent het jaar 1780, leefde in midden West-Friesland ook een zekere Jan Schotten. Jan was het tiende kind van de 12 kinderen van Pieter Ambrosius Schotten en Maartje Willems Paardebak. Deze Jan was akkerman in Nieuwe Niedorp/Opmeer en huwde met Trijntje de Boer uit Nibbixwoud.

Hun oudste zoon kreeg ook de naam Jan Schotten die in 1842 huwde met Aafje Broersen uit Hoogwoud.
Hun tweede van 6 kinderen werd een zoon met wederom de naam Jan Schotten. Deze Jan huwde met Aaltje Ursem dochter van Frans Ursem en Sijtje Sijberkarspel.

Hun zesde van 8 kinderen was Fransiscus (roepnaam Frans), geboren in Opmeer. Frans werd timmerman, huwde met Johanna Maria Koomen (roepnaam Hanna) uit Schagen dochter van Louwrens Koomen en Vrouwtje de Wever.

Frans had een timmerbedrijf in Hoogwoud maar omdat Hanna heimwee kreeg, verhuisden ze naar Schagen om daar zijn timmerbedrijf voort te zetten aan de Bierkade F7.


De levensloop van bovengenoemde personen komt samen in Schagen en in belangrijke mate aan de Bierkade. Gerrit en Betje vaderzijds en Frans en Hanna moederzijds zijn mijn grootouders. Hun zoon Simon Johannes (roepnaam Siem) respectievelijk hun dochter Veronica Maria (roepnaam Vronie) kregen wonend aan het Slotplein, binnen het oorspronkelijke gebied van het hoogadelijke slot van de Heer van Schagen, hun eerste kind:
Gerardus Wilhelmus, geb. 17 juni 1937.

En zo is het (samen) gekomen.